Jan 13 November 2013, 22:41 Bovenste foto kan beschouwd worden als een parel uit de oude Surinaamse fotografie. Van 1903 tot 1913 wordt in de heersende goudkoorts de Lawa spoorlijn aangelegd, oorspronkelijk bedoeld 350km lang maar uiteindelijk 173km. De Sarakreek is een zijrivier van de Surinamerivier. Daar komen vijf watervallen in voor. Maar achter die watervallen is de rivier weer goed bevaarbaar voor de goudzoekers nog veel verder het binnenland in. Dam is het eindpunt punt van de spoorlijn aan de Sarakreek achter die vijfde waterval. Door tegenvallende goudvondsten was de goudkoorts toen echter al weer over. De lijn heeft 8,5 miljoen gulden gekost. Tot in 1950 betaalde de Surinaamse overheid rente en aflossingen totdat Nederlandse die schuld kwijtschold. Dam ligt nu een heel stuk onder water in het stuwmeer. De laatste trein reed in 1987. De eerste roman van een Surinaamse schrijver was in 1923 van de oprichter van de Ambachtsschool, maar in de jaren '20 ook nog Statenlid, de Surinaamse onderwijzer Richard Anton Patrieck Connel O'Ferrall. De titel was "Een Beschavingswerk", een satirische sleutelroman over de aanleg van de spoorlijn. De roman geeft een ironisch beeld van de megalomanie van overheden; de neerbuigende houding tegenover bosnegers en Indianen; de truttigheid van het koningshuis; en de idiotie van beschavingsmissies.De spoorlijn naar Dam was de tweede spoorlijn in Suriname, de eerste was een korte op de suikerrietplantage Mariënburg. De derde spoorlijn werd van 1976 tot 1978 aangelegd van Apoera naar het Bakhuisgebergte met een lengte van 80km. Die spoorlijn is ter plekke nog geopend door koningin Juliana maar onderging een nog veel erger lot. Daar werd de grote diesellocomotief na een proefrit van een kort stukje weer stilgezet en is nooit meer gestart.
Jan 13 November 2013, 22:53 Onderste foto, lijkt meer op arbeider van een plantage met een korjaal in de vaartrens - de bantama - van die plantage. Plantages werden aangelegd naar het model van twee loostrenzen in een U-vorm met sluis naar de rivier en tussen de loostrenzen een vaartrens in T-vorm met regelbaar waterniveau door middel van een klepkoker. Als de sluis open ging kwamen de loostrenzen bijna droog te liggen, de vaartrens bleef dan gevuld. Met de korjalen kon je dan de plantage in blijven varen om de oogst binnen te halen ongeacht of de sluis open was. De sluis kon alleen open bij eb van de rivier en dan niet langer dan zes uur want dan werd het weer vloed. En elk etmaal schoven eb en vloed een half uur op. Je kon dus nooit een vaste tijd maken met de sluis. Vandaar de vaartrens. Die werd als transportweg gebruikt om de oogst uit de plantage naar de bedrijfsgebouwen bij de rivier te brengen. En het werk moest kunnen doorgaan.